Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Efraim is, gelijk als Ik [52]Tyrus aanzag, die [53]geplant is in een liefelijke woonplaats; maar Efraim zal zijn kinderen [54]moeten uitbrengen tot den [55]doodslager. 52. Hebreeuws, Tsor; zie van deze stad Joz.19:29, en 1 Kon.5:1; Jer.23:, Ezech.27:. 53. Dit schijnt te zien op de vastigheid, lieflijkheid en voorspoed in deze beide vergeleken plaatsen. 54. Hebreeuws, alsof men zeide: [Is, of is gesteld, geschikt gereed] om uit te brengen, [vergelijk Jes.38:20 met de aantekening]; dat is, zal ze uit zijn schone woonplaatsen zelf moeten uitbrengen, enz. 55. De Assyriers, hunne vijanden; vergelijk Deut.28:41, en Job 27:14.